Met vijf weken Amerika begon het avontuur voor meneer Okker in 1961. Hij speelde nog niet zo gek lang tennis, maar mocht zich op zijn zeventiende jaar wel tussen de top scharen van de Nederlandse jeugd. Vanaf ‘64 werden successen geboekt, toernooien gewonnen en uiteindelijk in ‘68 was het moment daar. De doorbraak. Het moment dat iedereen in de tennis de naam Okker leerde kennen. Met Italiaanse kampioenschappen en de US Open finale op zak kon hij meer dan leven van zijn hobby.
Tom Okker heeft alle grote toernooien gespeeld. Van de US Open tot Roland Garros, van de Australian Open tot Wimbledon. Grandslams waar ieders tennishart sneller van gaat kloppen. En met tegenstanders als Björn Borg en Arthur Ashe stond Okker hoog in het lijstje. In 1969 werd zijn naam zelfs genoemd als nummer drie op de wereldranglijst. De lijst werd toentertijd samengesteld door journalisten en experts, een hele eer om dus zo hoog in het lijstje genoemd te worden. Die waardering is overigens nog langer gebleven. Zeven jaar lang stond Tom Okker in de top tien van de wereld en schaarde hij zich in de rij met Bjorn Borg, Rod Laver en Arthur Ashe. Een prestatie en vooral een heel prettig gevoel om van je hobby je baan te kunnen maken. Om met hetgeen wat je het liefste doet uiteindelijk je geld te verdienen. Beter dan dat kan niet.
Hoewel in de vroege topsport heel wat mannen nog een baan ‘er naast’ hebben moeten houden, kon Okker echt zijn tennis beoefenen. Met complete support vanuit zijn ouders, de bond en eventuele sponsoringen, werkte hij als prof. Tenniste hij als prof.
Begin jaren ‘80 nam de tennis een minder prominent rol aan in zijn leven. Okker stond niet meer aan de hoogste top. Overigens speelde hij nog steeds toernooien tegen Borg, weinig mensen die dat kunnen zeggen.
Zijn passie voor tennis blijft, maar door al het reizen en zijn goede relatie met tennisvriend en collega, Wojtek Fibak, werd de passie voor kunst ook steeds groter. Fibak en Okker verzamelde stukken van over de hele wereld, met een speciale liefde voor de COBRA-beweging. De tennis maakte langzaam plaats voor de kunst. Een tweede passie waar Okker wederom de kans krijgt om van zijn hobby zijn werk te maken. Letterlijk. Tom Okker heeft in 1985 een galerie geopend in het Spiegelkwartier, het kunsthart van Amsterdam.
“Het is het leukste om mensen goede kunst te verkopen voor een goede prijs, dát is een leuk spelletje.”
Je haalt Tom Okker misschien wel uit het wedstrijdje, maar de wedstrijd haal je niet uit Tom Okker. De passie en gedrevenheid om in een spel te willen winnen, dat komt ook bij de kunst weer naar boven. Een mooie manier om de wereld kennis te laten maken met de kunst. De euforie bij het vinden van een pronkstuk om dat aan de eigen privéverzameling toe te voegen of beter nog om stukken te vinden voor de verzameling in de galerie. Dat gevoel is niet te evenaren. Alhoewel. Die magie was ooit de magie van het Centre Court bij die ene Grandslam. Nu is dat pronkstuk van de galerie die magie. Dat speciale gevoel. Die overwinning en trots.
We kunnen Tom Okker nog steeds bewonderen in zijn passie. Niet meer in zijn passie en liefde voor de tennissport, maar zeker voor de kunst. Een passie die hij ook met liefde aan zijn zoon Stephan heeft overgebracht. Stephan heeft een galerie geopend in 2014 aan de Vijzelstraat in Amsterdam, Okker Art Galerie. Tom Okker hoopt samen met zijn zoon nog heel wat jaren van de kunst te genieten. Samen bezoeken zij de grotere Nederlandse kunstbeurzen waarbij voor beiden de PAN Amsterdam de belangrijkste is.
Bridget van Alphen
Gepubliceerd in editie 2017-8, oktober 2017