Jan Janssen draagt nog steeds een gele trui

We mochten weer op pad om een topsporter op te zoeken en hem het hemd van het lijf te vragen, maar in dit geval is dat hemd misschien gepaster als de gele trui. Jan Janssen kent die groene trui namelijk als geen ander. Wielrenner in hart en nieren, etappe winnaar, sportman van het jaar ’68, maar vooral de eerste Nederlandse tourwinnaar. Tourwinnaar van de grootste ronde die er bestaat De Tour de France. Maar ook de ronde van Spanje, Parijs-Roubaix en het wereldkampioenschap op de weg mag Janssen op zijn naam zetten. Titels in een rijtje waar alleen de echt groten in voorkomen, maar zo ziet Janssen het niet. Het is gelopen hoe het is gelopen, hij heeft fantastische dingen gedaan en de wereld gezien, maar hij deed vooral wat hij het leukste vond en daar was hij nog eens verdomd goed in ook.

Het succesverhaal van Jan Janssen was er misschien wel nooit geweest als hij niet van huis naar school had moeten fietsen. Toen liepen de dagelijkse kilometers op de fiets al aardig in de benen en toen daar ook nog een pracht racefiets van zijn biologieleraar voorbij kwam, leek de optelsom snel gemaakt. Jan Janssen ging fietsen, echt fietsen.

“Als ik het over dertig kilometer heb, heb ik nog niet gefietst. Dan kom ik er net lekker in … Als ik rijd, rijd ik wel een kilometertje of honderd,” zegt hij lachend.

Den Haag, althans, Nootdorp, het dorp waar Janssen is geboren en getogen is nog steeds terug te horen in zijn spraak. Dat Haagse accent is hij nooit verloren en ook de nuchterheid als Hollander. En dat terwijl de Fransen hem vrij snel hebben geaccepteerd en misschien wel geadopteerd als Nederlands-Franse wielrenner. Beter dan dat had het nooit kunnen worden. Jan Janssen wilde één ding en dat was naar Frankrijk. In ’62 was het zover. Hij trapte aan om richting Antwerpen te gaan en tekende met zijn beste Franse kennis het contract waar hij 3000 op zag staan. Een zilvervloot leek voorbij te komen en nog sneller dan zijn hart klopte, gaf Jan akkoord. Echter bleken het geen guldens, maar Belgische franken, omgerekend iets meer dan 200 gulden. Misschien dan zonder zilvervloot, maar de eerste stap richting Frankrijk was gezet.

De wedstrijden als prof gingen goed. De eerste wedstrijden werden zelfs gewonnen en ook buiten het wielrennen om ging het voor de wind. In de winter leerde Jan Janssen de Franse taal en in de zomer reed hij de beste tijden. Tot hij voor de Tour werd gevraagd. De enige echte tour. De Tour de France. De belangrijkste tour als je het een wielrenner vraagt. Waar hij uiteindelijk de titel winnaar mag dragen, maar dit ging niet zonder slag of stoot. Sterker nog Jan Janssen heeft tijdens zijn eerste tour een flinke blunder begaan.

“Ik weet het nog goed, het vertrek voor de etappe van die dag was in Angers. Wij dachten dat het vertrek zou zijn op de plek waar we de dag van te voren waren aangekomen, maar dat bleek niet waar.” Jan Janssen stond samen met een collega op de verkeerde startplaats. Niemand was daar. De Fransen mommelden wat en keken de wielrenners verbaasd aan. Met gebrekkig frans kwamen ze erachter dat de ploeg ergens anders was gestart en al ruim tien minuten weg was! Al ruim tien minuten! “Inlopen, fietsen als een malle, letterlijk alsof ons leven ervan afhing. Na ruim twee uur fietsen zagen we de renners in de verte. We liepen in,” hij glimlacht. “Een rit die ik me nooit zou vergeten. En ik won in Limoges. Zelfs met die tien minuten achterstand.”

De winst van de Ronde van Frankrijk is inmiddels alweer vijftig jaar geleden en nog steeds rijdt Janssen iedere week meerdere malen. Het is ontspanning bij inspanning en het is een spel dat in hem zit. Hij is er na zijn hoogtijdagen in ’72 mee gestopt, maar heeft nog steeds heel veel plezier in het fietsen. En dat is volgens Jan het belangrijkste, je moet plezier hebben in wat je doet. En dan is het bijzonder mooi meegenomen als je er ook nog goed in bent. Maar de passie, dat is waar het echt om draait en dat is ook precies waar een ploeg op loopt. Op de gezamenlijke liefde en passie voor de sport, voor het spel. Want wielrennen is meer dan alleen heel hard trappen.

Bridget van Alphen

Gepubliceerd in editie 2017-9, november 2017